Dinsdag 25 augustus 2020
- Kees
- 25 aug 2020
- 3 minuten om te lezen
Hier moet het geweest zijn, het huis van de grootmoeder van André Gide, waar hij zo graag ging logeren, vanwege die oma, maar vooral ook vanwege het stadje Uzès en zijn omgeving - later zou hij er over schrijven als "het paradijs van mijn jeugd".

Links buiten beeld staat een bankfiliaal huisnummer 5 te hebben en rechts buiten beeld is, pal naast het terras van Café de l'Hôtel, een zeer smalle deur de ingang voor nummer 9, dus deze brede combinatie van een mode- en hebbedingetjeswinkel, een juwelier met zeer dure horloges, en twee kappers, en al die appartementen daarboven, dat moet nummer 7 zijn. Komt veel meer voor in dit stadje, dat het volstrekt onduidelijk is hoe het met de nummering van de huizen zit - veel (voor)deuren zijn ook nummerloos - en ook hier is dus de boel alleen door deductie en bij benadering te bepalen.
De straatnaam is wel duidelijk: dit is de Boulevard des Alliès, die begint bij de Esplanade en ter hoogte van het terras van Sophie en Alex en hun café Le Provençal overgaat in de Boulevard Victor Hugo. Dat is ook de plaats waar, aan de binnenstedelijke kant van de 'ring' en pal naast de Église Saint-Étienne, het huis staat waar André's grootmoeder (ze heette Anna, Anna Granier, en later dus Anna Gide) het leven schonk aan André's vader Paul en zijn broer Charles, de sociaal-activistische econoom over wie het hier eerder (en wel op drie mei) al ging en naar wie in de buurt van het veelgeprezen prachtpandje aan 19, rue S-R een Boulevard, een Lycée en een Parking zijn genoemd. Op het kleine pleintje tussen de kerk en de vroegere woning van oma Anna ('Plan Saint- Étienne') bevindt zich 's avonds het terras van restaurant 'La Cuisine des Filles' - een zeer sfeervolle omgeving, vooral als in de schemering overal de kaarsen aan worden gestoken - maar nu even niet,

nu zijn de tafeltjes opgestapeld en tegen de gevel gezet - de rij reikt tot de deur van de buren, die zo te zien een onderhoudsbeurt krijgt

en links van die al wel geschuurde maar nog niet gelakte deur zit dan deze gevelsteen:

Naar het Nobelprijswinnende (negentienhonderdzevenenveertig) neefje is hier dus geen boulevard of lyceum genoemd: André moet het in Uzès doen met het weggetje - meer een half-verhard pad, eigenlijk - dat vanaf de rand van het stadje vrij steil naar beneden het dal van de rivier de Alzon in loopt, en waarvan het begin gisteren op de foto ging. Misschien is dat trouwens zo gek nog niet: als hij later over 'het paradijs van mijn jeugd" schrijft bedoelt hij niet zo zeer Uzès zelf als wel de natuur in de (wijde) omgeving.
Dat schrijven over Uzès deed André Gide in zijn dagboeken, maar vooral ook in het boek dat hij schrijft als zijn vijftigste levensjaar nadert, en waarin hij zijn levensloop schildert tot en met zijn vijfentwintigste levensjaar, en het moment waarop hij zich verlooft met zijn geliefde nichtje Madeleine. Geen roman, maar laten we zeggen 'memoires': 'Si le grain ne meurt' verscheen in negentienhonderd en zesentwintig. In negentienhonderd en drieënzeventig verscheen bij Atheneum Polak & Van Gennep een Nederlandse vertaling onder de titel 'Als de graankorrel niet sterft', en meer recent een nieuwe vertaling bij Uitgeverij Atlas met als titel 'Niet als de anderen'. Een exemplaar van die laatste editie ging, ruim vijf maanden geleden, en als één van totaal helemaal drie boeken, mee in de rode koffer van Stad naar hier:

Stappen? 1728!
À la prochaine!
Comments